Inhoud en auteursrechten: Ina Vandewijer
Ik was een verteller voor ik begon te schrijven
Het onzichtbare kind Ik was zo’n kind met een enorme fantasie. Ik absorbeerde verhalen en vertaalde ze naar mijn eigen kinderwereld als ik ze niet begreep. Want toen kon ik nog niet lezen of schrijven. Bovendien was ik anders. Ik voelde me anders dan andere kinderen. Dat begon in het eerste studiejaar. Rekenen met appeltjes die uit de boom vielen. Waarom haalde die non die appeltjes uit de boom. Waar stopte ze die appeltjes. En hoeveel bleven er dan nog aan de boom hangen? Dat was verwarrend. We moesten zinnen op het bord lezen en dat ook doen. ‘Zet de lijmpot in de zandbank’ Ik was snel, dacht ik, en pakte de lijmpot en zette die in mijn eigen bank. Toen begon het lachen van de anderen en de schaamte bij mezelf. Ik snapte niet waarom ik ‘zand’ in zandbak niet gelezen had. Ik zag dingen anders dan de andere kinderen. Toch werd ik nooit gepest. Ik meed de andere kinderen zelf zodat ze mij niet zouden uitlachen. Ik was al blij als ik mocht meedoen met touwtje springen of rekkertje. Ik wou vooral niet dat de andere kinderen om mij lachten. Vreemd hoe alles weer bij me terugkomt als ik me de speelplaats voorstel. Of de andere kinderen. Het poortje aan de zijkant van de school waardoor ik ontsnapte tijdens de middag en goud in de beek ging zoeken. Ik werd een loner en alleen in de natuur was ik veilig en kon niemand me zien. Als ik terugkwam door dat groene poortje, had niemand mijn verdwijning opgemerkt. Ik werd goed in verdwijnen. De koningin van Onderland Papa las ons de strips van Jommeke voor. In die strips was alles mogelijk. Een pratende papegaai, een stoute butler, veel avontuur en gevaar. ‘De koningin van Onderland’ was de strip die het meeste impact had op mijn kinderziel. Een krankzinnige vrouw die kinderen opsloot in een kasteel om ze haar slaven te maken. Gelukkig kon Jommeke de kinderen bevrijden. Achter de school in Linden lag een kasteel. Ik moest weten of er daar ook kinderen gevangen zaten. Ik ontsnapte tijdens de speeltijd en lag op de loer achter de struiken voor de ingang van het kasteel. Soms kwam er een auto aanrijden die voor het kasteel stopte. Maar meestal waren het volwassenen, zonder kinderen. Natuurlijk dacht ik dat die in de koffer lagen. Maar als de auto weer wegreed zonder kinderen uit de kofferbak te sleuren, moest ik wel terug naar school. Ik snap nu nog altijd niet dat geen enkele juf mijn verdwijningen opmerkte. Ik herinner mij nog wel dat de juf van het tweede leerjaar mij vroeg waarom ik zo ontzettend moest huilen. Ze had net het sprook je van ‘Het meisje met de zwavelstokjes ‘ voorgelezen. Toen begreep ik dat kinderen konden doodgaan. Verbeeld je toekomst Ik begon zelf verhalen te verzinnen. Die vertelde ik aan mijn broer en zusjes. De schat in de grond, die ik er zelf verstopt had, de snoepboom waar ik als eerste bij was natuurlijk, de buurvrouw die een heks was en de kabouters in het bos. Ik maakte mijn verhalen echt, dus werkte ik mijn verbeelding ook uit. Ik tekende strips of schreef verhaaltjes. Daarin was ik goed. Op school deed ik harder mijn best om hetzelfde te zijn als de ander kinderen. Ook dat kon ik verzinnen. Dat ik net als andere kinderen kon worden. Van een loner werd ik het populairste meisje van de klas. Pas later, toen ik zelf kinderen had, begreep ik dat ik dyslexie had. Nu kan ik alles in een context plaatsen, en trots zijn dat ik, ondanks dyslexie, een storyteller en schrijfster geworden ben.
Schrijven plaatst gebeurtenissen in een context Ik heb dit verhaal over mijn kinderjaren heel erg kort gehouden. Ik wou aantonen dat je van een beeld uit je kinderjaren kan vertrekken en onmiddellijk komen de beelden weer terug. De magneetappeltjes op het bord waren rood in een groene boomkruin. Ik weet dat het schoolpoortje groen was en afbladderde. Het water in de beek was ijskoud. Ik kon mijn voeten niet drogen als ik terugkwam, dus moest ik met natte kousen terug de klas in. Is dit verhaal relevant? Voor jou niet, voor mijzelf wellicht wel. Omdat ik schrijvend kan oproepen hoe anders ik me voelde. Welk compensatiegedrag ik vertoonde. Welke tricks en tips ik toepaste om bij te blijven op school en zelfs de beste te worden. Waarom ik zo competitief ben, waarom ik me vlug schaam bij het minste spoortje van kritiek. Waarom ik nog altijd kwetsbare kinderen bescherm. Omdat ik het kwetsbare kind in mezelf heb ervaren. Vertellen voor je begint te schrijven Graaf eens diep terug in je oude fotoboeken en neem er een foto van jezelf uit die je om een of andere reden raakt. Vertel er in geuren en kleuren over tegen iemand die erbij was. Wedden dat jij andere associaties maakt met de plaats, de ervaring, de tijd, de emoties en de context. Want ieder heeft zijn eigen verhaal. Vanuit die foto schrijf je een kort biografisch verhaaltje waarin je in geuren en kleuren vertelt waar en wanneer en waarom die foto gemaakt werd, met wie je was en hoe jij je voelde. Vertel daarna het verhaal van de foto vanuit het perspectief van iemand anders: je broer of zus, je mama of papa of wie er ook maar getuige was bij het maken van die foto. Wedden dat je thema’s tegenkomst die een rol speelden in je leven? Wedden dat je je dingen herinnert die je al lang vergeten had? Autobiografisch schrijven is altijd een ontdekkingstocht naar een diepere laag in jouw bestaan die je nog niet uitgespit hebt. |